Moeder, waarom leven wij?

In 1911 wordt Netje geboren als derde dochter van een arm dokwerkersgezin. Moeder, die aan de kost komt als poetsvrouw in een cabaret, had dit kind liever niet gehad. Vader, door een wankele gezondheid veel te vroeg oud geworden, houdt zielsveel van zijn 'rossekopje'.

De Alcazar, het cabaret waar Netje werk vindt als poetsvrouw, wordt omgevormd tot balzaal. Netje komt bij het opruimen ongelukkig ten val waardoor ze een litteken aan het oog oploopt. In een bioscoop leert ze de jonge matroos Karel kennen. Rosa en Mariette hebben werk gevonden aan de dokken, maar Mariette wil het verder brengen in het leven.

Louis, amper een jaar getrouwd, geraakt meer en meer in de ban van zijn schoonzus Mariette. Wanneer hij haar betrapt met de Fransman die haar onderhoudt, komt het tot een uitbarsting. Thuis gedraagt Louis zich als een bruut tegenover Netje. Julia, haar schoonmoeder, vraagt haar om geduld en begrip maar Louis geeft zijn geld uit aan dure cadeaus voor Mariette.

Louis lijkt vastbesloten om met Mariette te breken, maar geraakt van schoonzus niet los. Toch wil hij niet dat Netje voor hem gaat werken. Hij vraagt Mariette om geld, om hem voor zich te kunnen houden is deze bereid hem wat toe te stoppen. Julia moet lijdzaam toezien hoe haar zoon van vrouw en kind vervreemdt.

De boot waarop Netje met Karel en haar zoontje Rikske woonde, wordt verkocht. Gelukkig krijgen ze een appartementje van de stad maar Karel zit zonder werk en dan blijft er niet veel anders over dan opnieuw te gaan varen. Het botert niet zo goed meer tussen moeder en Roger, die haar voor het minste verwijten maakt.

Moeder steelt geld van Netje om een ticket naar Amerika te kunnen kopen. Rik vrijt met Josefine, een dochter van Edgar. Mariette maakt van een verjaardagsfeestje voor Rik gebruik om de twee dochters van Edgar tegen elkaar uit te spelen.